-
1 plan
n. plan--------v. plannen, een plan makenplan1[ plæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 plan♦voorbeelden:1 what are your plans for tonight? • wat ga je vanavond doen?————————plan2〈 planned〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in kaart brengen ⇒ schetsen, ontwerpen♦voorbeelden:he had it all planned out • hij had alles tot in de details geregeld -
2 mind
n. geest; verstand; hersenen; gedachte; herinneringsvermogen; opinie; wil--------v. er iets op tegen hebben; oppassen; letten op; voorzichtig zijn; er spijt van hebben; zich herinnerenmind1[ majnd]♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenin my mind • naar mijn meningbe in/of the same/one/a mind (on/about) • dezelfde mening toegedaan zijn (over)be in two minds (about) • het met zichzelf oneens zijn (omtrent)she is still of the same mind • zij is nog altijd dezelfde mening toegedaanto my mind • volgens mij2 nothing is further from my mind! • ik denk er niet aan!change one's mind • zich bedenkenmake up one's mind • tot een besluit komen2 verstand3 wil ⇒ lust, zin(nen)5 gevoel♦voorbeelden:have something on one's mind • iets op zijn hart hebbenwhat's on your mind? • waarover loop je te piekeren?drive someone out of his mind • iemand gek makenlose one's mind • gek wordenhave something in mind • iets van plan zijncross/enter one's mind • bij iemand opkomenget/put out of one's mind • uit zijn hoofd zettengive/put/set/turn one's mind to • zijn aandacht richten opread someone's mind • iemands gedachten lezenset one's mind to something • zich ergens op concentrerenit'll take my mind off things • het zal mij wat afleidenhis mind is on women • hij is met zijn gedachten bij de vrouwtjescast one's mind back (to) • terugblikken (op)come/spring to mind, come into one's mind • te binnen schietenkeep in mind • niet vergetenit slipped my mind • het is mij ontschotenwhom do you have in mind? • aan wie denk je?〈 informeel〉 it blew my mind • het verbijsterde me, ik stond er paf van————————mind2[ majnd]♦voorbeelden:→ mind out mind out/1 bezwaren hebben (tegen) ⇒ erop tegen zijn, zich storen aan♦voorbeelden:would you mind ringing? • zou je 's willen opbellen?would you mind? • zou je 't erg vinden?if you don't mind • als je er geen bezwaren tegen hebtI don't mind him • hij hindert me niet1 denken aan ⇒ bedenken, letten op2 zorgen voor ⇒ oppassen, bedienen♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeiennever (you) mind • het gaat je niet aannever mind the expense • de kosten spelen geen rolnever mind what your father said • ongeacht wat je vader zei2 he couldn't walk, never mind run • hij kon niet lopen, laat staan rennen -
3 have something in mind
-
4 think
n. gedachten--------v. denken; nadenken; geloventhink11 gedachte♦voorbeelden:2 have a hard think about • diep/hard nadenken over————————think22 het verwachten ⇒ het vermoeden/in de gaten hebben♦voorbeelden:let me think • wacht eens (even)think for oneself • zelfstandig denken/oordelenthink to oneself • bij zichzelf denkenthink ahead to • (vooruit)denken aanthink aloud • hardop denken, zeggen wat men denktthink back to • terugdenken aanyes, I think so • ja, ik denk/geloof van welI don't think so, I think not • ik denk/geloof van nietthink twice • er (nog eens) goed over nadenkenthink about moving • er ernstig over denken om te verhuizenwhat are they thinking about? • waaraan denken ze?2 I thought as much • dat was te verwachten, ik vermoedde al zo iets〈slang; ironisch〉 you did a nice piece of work, I don't think • dat heb je (werkelijk) fantastisch gedaan (maar niet heus)→ think of think of/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denken ⇒ vinden, geloven3 overwegen ⇒ (eraan/erover) denken, (half) van plan zijn, willen5 (in)zien ⇒ zich voorstellen, begrijpen6 verwachten ⇒ vermoeden, bedacht zijn op♦voorbeelden:1 think someone pretty • iemand knap/mooi vindenit is not thought proper • het hoort nietthink about/of • vinden/denken van, staan tegenover 〈 verklaring, beslissing, aanbod〉think out for oneself • voor zichzelf beslissen/bepalenshe thought away the whole afternoon • ze heeft de hele middag zitten (na)denkenthink out • overdenken, goed (na)denken overthink over • overdenken, in bedenking/overweging houdenone day to think the matter over • één dag bedenktijdthink through • doordenken, (goed) nadenken overthink up • bedenken, verzinnenand to think (that) • en dan te moeten bedenken datthink what you're doing • bedenk wat je doetI can't think now what her name was • haar naam wil me nu niet te binnen schietenthink nothing of something • iets niets bijzonders vinden, zijn hand voor iets niet omdraaienthink nothing of it • dat is niets/helemaal niet erg; geen dank, graag gedaan -
5 fix
n. ongeluksgeval; opsporing, localisatie; gebruik van heroine (slang)--------v. vastmaken; vaststellen; vestigen; opknappen; fixeren; regelenfix1[ fiks] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 moeilijke situatie ⇒ knel, penarie♦voorbeelden:1 be in/ get oneself into a fix • in de knel zitten/raken————————fix2♦voorbeelden:¶ fix (up)on (the idea) of something • iets vaststellen/besluitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastmaken ⇒ bevestigen, monteren5 opknappen ⇒ repareren, in orde brengen7 omkopen♦voorbeelden:1 fix something in the mind/memory • iets in de geest/in het geheugen prentenfix the blame on someone • iemand de schuld gevenfix something onto something • iets ergens aan vastmaken2 fix one's eyes/gaze/attention (up)on something • de blik/aandacht fixeren/vestigen op ietsfix someone with a cold stare/look • iemand koud/strak aankijken6 I'll fix him! • ik krijg hem wel te pakken!, ik zál hem!¶ have one's cat fixed • zijn kater laten castreren, zijn poes laten steriliseren→ fix up fix up/ -
6 be out
be out1 (er)uit/buiten zijn ⇒ weg zijn, er niet (meer) zijn2 〈 informeel〉uit/voorbij zijn4 openbaar (gemaakt) zijn ⇒ gepubliceerd/verschenen zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 one more word and you are out! • nog één woord en je vliegt eruit!2 before the year is out • voor het jaar voorbij/om isthe results are out • de resultaten zijn bekendthe secret is out • het geheim is uitgelekt6 rough games are out! • geen ruwe spelletjes!11 the tide is out • het is laag tij/ebbe out by twenty pounds • twintig pond te weinig hebben/armer zijnbe out for oneself • zijn eigen belangen dienen -
7 think of
denken over; herinnerenthink of4 bedenken ⇒ voorstellen, verzinnen, (uit)vinden♦voorbeelden:1 (just/to) think of it! • stel je voor!now that I come to think of it • nu, als ik me goed bedenk2 be thinking of doing something • (juist) overwegen/van plan zijn iets te doenhe would never think of (doing) such a thing • zo iets zou nooit bij hem opkomenI won't/wouldn't/can't/couldn't think of it! • ik denk er niet aan!, geen sprake van!4 think of a number • neem/kies een getalwe'll think of something • we vinden er wel iets opthink little/not much of • een lage dunk hebben van; heel gewoon/niets bijzonders vindenbe well thought of • hoog aangeslagen worden¶ think better of it • zich bedenken, ervan afzien -
8 aim
organisatie opgericht om de rechten en de interessen van autochtone Amerikanen in de V.S. te beschermenAIM (American Indian Movement)--------raket die in de lucht het doel onderscheptAIM (Air Intercept Missile)--------software geproduceerd door America Online de gebruiker in staat stelt onmiddellijke berichten naar andere gebruikers te zendenAIM (AOL Instant Messenger)aim1[ eem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (streef)doel ⇒ bedoeling, oogmerk, plan2 aanleg ⇒ het mikken/richten♦voorbeelden:1 what's your aim in life? • wat wil je in je leven bereiken?2 take aim (at) • aanleggen/richten (op)————————aim21 trachten ⇒ proberen, willen♦voorbeelden:aim at doing something • iets willen/trachten te doen, van plan zijn iets te doenaim at/for increased production • naar productieverhoging strevenwhat are you aiming at? • wat wil je nu eigenlijk?1 richten ⇒ mikken, aanleggen♦voorbeelden:aim (a gun) at • (een vuurwapen) richten opaim at something/someone • op iets/iemand doelen -
9 talk of
praten overtalk of♦voorbeelden:2 talk of doing something • van plan zijn/voornemens zijn iets te doen -
10 aim at doing something
aim at doing somethingiets willen/trachten te doen, van plan zijn iets te doen -
11 talk of doing something
van plan zijn/voornemens zijn iets te doen -
12 be out to do something
-
13 be thinking of doing something
(juist) overwegen/van plan zijn iets te doen -
14 work
adj. van het werk--------n. werk; arbeid; beroep; werkplaats; handenarbeid; arbeid; handeling; inspanning--------v. werken; arbeiden; aan het werk zetten; lopen, functioneren; veroorzaken; leiden; oplossen; langzaam vooruit komenwork1[ wə:k]2 borduur/hand/naaldwerk♦voorbeelden:have one's work cut out (for one) • ergens de handen aan vol hebbenset to work • aan het werk gaan/zettenset about one's work in the wrong way • verkeerd te werk gaanat work • aan het werk; op het/zijn/haar werkmen at work • werk in uitvoeringbe in regular work • vast werk hebbenthis must be the work of the cat • dit heeft de kat vast gedaanthe work of an hour/a day • een uur(tje)/dag werkout of work • werkloos〈 spreekwoord〉 all work and no play makes Jack a dull boy • 't is een slecht dorp waar het nooit kermis is; de boog kan niet altijd gespannen zijnII 〈 meervoud〉1 oeuvre ⇒ werken, verzameld werk♦voorbeelden:¶ 〈 slang〉 give someone the works • iemand f onder handen nemen; 〈 in het bijzonder〉 iemand om zeep helpen〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot the works • alles op alles zetten, alles riskerenit's in the works • er wordt aan gewerkt→ public public/————————work2♦voorbeelden:the scheme didn't work • het plan werkte nietwork away • (druk) aan het werk zijnwork on • doorwerkenwork against • tegengaan/werken, belemmerenwork at • werken aan, zijn best doen opit works by electricity • het loopt op elektriciteitwork on • werken aan, bezig zijn metwork to • werken volgens/aan de hand vanwork (up)on • van invloed zijn op, doorwerken in/opwork with • (samen)werken metwork round to • toe werken naar/aansturen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verrichten ⇒ tot stand brengen, bewerkstelligen3 in werking zetten ⇒ aanzetten, bedienen, bewerken, in bedrijf houden5 bewerken ⇒ kneden, werken met7 (op)naaien ⇒ stikken, borduren♦voorbeelden:3 work a district • een district afwerken/reizenwork a farm • het boerenbedrijf uitoefenenwork a mine • een mijn exploiterenworked by steam • met stoom aangedrevenwork one's way to the top • zich naar de top werken5 work clay • kleien, boetserenwork someone to tears • iemand in huilen doen uitbarsten -
15 father
n. vader; pater--------v. voortbrengen (van kinderen); vaderschap accepteren; vader zijn voor-; uitvinden; adopterenfather1[ fa:ðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈formeel; eufemistisch〉 be gathered to one's fathers • tot de vaderen vergaderd worden, sterven→ heavy heavy/————————father2〈 werkwoord〉1 vader zijn/worden van/voor♦voorbeelden: -
16 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
17 follow
v. volgen, opvolgen; begrijpen; achter iemand aangaan; achtervolgen; zich gedragen volgens; eruit voorkomen[ folloo]1 〈 benaming voor〉 volgen ⇒ er achteraan/erna komen; achternalopen/gaan; aanhouden, gaan langs 〈 weg, richting, rivier〉; achternazitten, achtervolgen; vergezellen; bijwonen; komen na, volgen op; opvolgen; aandacht schenken aan, in de gaten houden; begrijpen; bijhouden 〈 nieuws〉; zich laten leiden door, handelen naar, uitvoeren 〈 bevel, advies〉; nadoen 〈 voorbeeld〉; voortvloeien uit♦voorbeelden:follow the plough/sea • boer/zeeman zijnfollow the rules • zich aan de regels houdenfollow someone about/(a)round • iemand overal volgenfollow someone close • iemand op de voet volgenfollow someone home • met iemand mee naar huis lopen/gaanfollow something home • iets helemaal uitwerkenfollow on • verder gaan, volgen 〈 na onderbreking〉follow out • (nauwkeurig) opvolgen/uitvoeren; afmaken, afwerkenfollow up • (op korte afstand) volgen, in de buurt blijven van; vervolgen, een vervolg maken op; gebruik maken van; nagaanfollow (up)on • volgen opthe outcome is as follows • het resultaat is als volgtit follows that I am in favour of the scheme • ik ben derhalve voor het planto follow • als volgend(e) gang/gerechtwould you like anything to follow? • wilt u nog iets toe?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitoefenen ⇒ beoefenen, bedrijven♦voorbeelden:follow the navy • bij de marine zijnfollow the trade of butcher • het slagersvak uitoefenen -
18 feeling
adj. gevoelig; vol gevoelens--------n. gevoel; medelijdenfeeling1[ fie:ling]3 idee ⇒ gevoel, indruk♦voorbeelden:a feeling of sorrow/security • een gevoel van droefheid/geborgenheid2 bad/ill feeling • bitterheid, wrokno hard feelings • even goede vriendenI have no strong feelings either way • het is mij om het evenhurt someone's feelings • iemand/iemands gevoelens kwetsenmixed feelings • gemengde gevoelens♦voorbeelden:2 gevoel3 begrip ⇒ feeling, gevoel♦voorbeelden:————————feeling2♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Belgische Kolonien — Die belgischen Kolonien wurden im Vergleich zu den Besitzungen der traditionellen europäischen Kolonialmächte erst relativ spät erworben. Obwohl der eigentliche belgische Staat erst seit 1830 existiert, also noch drei bis vier Jahrzehnte vor den… … Deutsch Wikipedia
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vlaams Belang — Infobox Belgian Political Party party name=Vlaams Belang party logo= party wikicolourid=Vlaams Belang leader=Bruno Valkeniers foundation=2004 ideology=Nationalism, Separatism, National conservatism, Right wing populism international= none… … Wikipedia
Belgium — This article is about the country. For other uses, see Belgium (disambiguation). Belgian redirects here. For the article on the people, see Belgians. Kingdom of Belgium Koninkrijk België (Dutch) Royaume de Belgique … Wikipedia